Column Dirk Van Herreweghe Parabel: Het lelijke Eendje
Hoe sprookjes ontstaan en nog in lengte van jaren verder leven.
Er was eens … een hoge ambtenaar in Ninove. Je zou denken : “die zit daar gebeiteld voor eeuwig en drie dagen”, maar ik moet Ued. teleurstellen. Blijkbaar is niets nog zoals het geweest is want de secretaris, die oorspronkelijk OCMW-secretaris was, werd door tal van hersenspinsels van de ontelbare regeringen in dit Bananenrepubliekje via decreten, wetten en procedures verheven tot een soort van “algemeen” secretaris van OCMW én Stad Ninove. Dit lelijke eendje paste echter niet in het totaalplaatje van de politieke meerderheid en werd uit het nest verdreven, verguisd en letterlijk “buiten gesmeten” zoals dat met lelijke eendjes nu eenmaal gaat.
Nomen est omen! En dat zouden we geweten hebben! Tijdens het bewind van DJ Tanja werd van overheidswege beslist dat Stad en OCMW moesten samenvloeien. Dit betekende in concreto o.a. dat de secretaris van het OCMW decretaal ook tot secretaris van de stad Ninove werd gebombardeerd. En nu begint het interessant te worden, want het “boterde” namelijk niet zo goed binnen de Ninoofse officiële gelederen. De boter brandde zelfs zoveel aan dat de verantwoordelijken van de stadsdiensten een briefje schreven ter attentie van het vorige bestuur (dat trouwens grosso modo identiek is aan het huidige ondanks de resultaten van de stembusgang van 2018!). Een aangetekend briefje waarin de MAT-verantwoordelijken ( zoiets als diensthoofden) hun ongenoegen uitten over de manier waarop het Stadsbestuur met het eigen personeel, functionarissen en ondergeschikten omging. Grote politieke heisa alom met crisisberaad, gazettenpraat, verdachtmakingen, aantijgingen, geheim overleg, TV-interviews,.. Kortom de hele annekesnest en reutemeteut.
Maar blijkt dat in Ninove zeer creatieve geesten huizen. Uit een hoge Liberale Hoed (nietwaar mijnheer Vanderpoorten?) werd een magistraal-geniale zet getoverd waardoor de klachtenbrief ineens als onbestaande werd verklaard. Hokus Pokus en ..wég! Straffe kost! Mensen stonden met een niet-bestaande brief in de hand te zwieren (Les lacs du Connemaras waardig) en de niet-brief stond op tal van sociale media verspreid. Is Franz Kafka wel zeer ondubbelzinnig overleden? Die “onbestaande brief” kun je aan het einde van dit artikeltje (nog eens) lezen.
Resultaat: Het lelijke eendje werd ook daadwerkelijk geslachtofferd op het liberale altaar voor deelname aan “stoute” initiatieven zoals (protest)brieven onderschrijven etc… Een degradatie volgde en men kon zonder zorgen (dacht men) er volop tegenaan gaan om een andere en betere secretaris -die door de decretale wetgeving als “Algemeen Directeur” werd herbenoemd- in stelling te brengen. De Heer Bart Baele viel die (op zich zeer respectabele) eer te beurt. De man deed zijn uiterste best en leidde bestuurlijk Ninove naar een nieuwe modus operandi. Waarvoor oprechte dank! De man kon waarschijnlijk ook niet bevroeden dat hij in een wespennest zonder voorgaande zou terechtkomen en na een lange inloopperiode het hoofd zou moeten buigen ten gevolge van een kollossale blunder van de Centrumlaan 100. De Romeinen wisten het al: “Cave Canem” ( Let op voor de hond!) Want wat deed het lelijke eendje dat zich ook nog eens “een gebeten hond” voelde als verguisde en uitgespuwde secretaris? Zij ging haar gelijk vragen bij de Raad Van State. Dit rechtscollege/ nationaal instituut met aanzien en gezag velde na rijp beraad en lezingen een Arrest waarvan het besluit was dat de secretaris ONTERECHT uit haar functie(s) was ontzet. (Dit is kort door de bocht maar wel de essentie van het arrest!) En met de loop der jaren werd het verstoten lelijke eendje na uitspraak van dit hoge rechtscollege een sierlijke zwaan. “Het kan verkeren” zei Bredero. (en gelijk had hij). Bovendien liepen de advocaat- en procedurekosten tot 2020 (!) op tot het slordige bedrag van maar liefst 27.204,75 €. Gelden afkomstig van de belastingbetaler om DJ Tanja haar “koppeke” te laten uitwerken. Moet er nóg meer zand zijn?
Wat zijn nu de gevolgen voor ons “Denderend Stadje” wars van de financiële aderlating? De heer Bart Baele mag als Aldi ( lees: algemeen directeur) zijn schup afkuisen omdat de stad in het verleden een majeur verkeerde beslissing nam, waardoor de destijdse secretaris op de schopstoel werd gezet. Intussen is geweten dat Dhr. Bart Baele aan de slag kan gaan (wat een chance!) in een gelijkwaardige functie in Oudenaarde. We wensen hem hierbij méér dan een succesvolle toekomst met heel wat minder turbulentie dan hier in Ninove. Bart: Het moge je goed gaan! Het komt de geëngageerde en nieuws-gierige Ninovieter voor dat de flaters van de Centrumlaan 100 zich opstapelen met een frequentiesnelheid waarbij elke F16-piloot duizelig wordt. Indien noodzakelijk of gevraagd kan hierover nog wel een aanvullend verhaaltje op papier gezet worden. Maar: overdaad schaadt. Liever twee of drie artikeltjes die nog “behapbaar” zijn dan één groot en uitvoerig artikel waar -gelet op de lengte- geen mens naar kijkt.
Mogen we tenslotte ook nog een kleine prognose maken? Hoe zal de – bij Arrest van de RvS- vroegere secretaris Carine Coppens (de naam moest toch wel een keertje vallen) het huidige stadsbestuur weten te appreciëren na obligate restitutie in haar functie(s)? Wedden dat het “van harte zal zijn”? Je zou trouwens voor minder aversie krijgen van de wijze waarop de stedelijke overheid omgaat met haar onderdanen en functionarissen. Persoonlijk denk ik dat het absoluut geen wandeling langs het Brugse Minnewater zal worden. Om de memorie van nogal vergeetachtige Ninovieters op te frissen, publiceren we nog eens de brief die “nooit heeft bestaan” en die oorzaak was van de hele miserie voor de huidige Algemeen Directeur, het gezichtsverlies van het bestuur en de jarenlange politieke malaise in de “Stede van Ninove”.
Volgt nu die bewuste “onbestaande” brief

Uit respect voor het stadspersoneel werden de namen van de MAT-verantwoordelijken weggeknipt. We hebben ze wel maar publiceren ze niet. Lees verder onder de afbeelding.

Post scriptum:
Wat in april werd neergepend, kreeg een “officieel” jasje aangemeten door publicatie van het Arrest van de Raad van State. Hieronder vindt u lezing van het bewuste Arrest waardoor het Stadsbestuur de mantel wordt uitgeveegd en ALLE genomen beslissingen (voor wat de ontslagen secretaris ,mevrouw C. Coppens, betreft) als onbestaand dienen te worden beschouwd.
Hola Pola: Las ik in een niet eens zover verleden niet iets zoals een goocheltruc die verdomd veel gelijkenis heeft met wat gebeurde met de klachtenbrief vanwege de diensthoofden (die eveneens weggetoverd werd door een Hocus pocus trucje waarvan de goochelaar met dienst Dhr. Vanderpoorten (Voorzitter van de gemeenteraad) was. “Loontje komt om zijn boontje” wordt hier nu wel onverdraaglijk pijnlijk als karma teruggekaatst.
Onderstaand Arrest is min noch meer een levensgrote blamage die haar voorgaande niet kent en die haar pijlen richtte op de bestuursmeerderheid van onze “Oudste, Stoutste en Wijste Stede van Ninove” door nota bene het hoogste Rechtscollege van het land. Je zou voor minder in een petieterig holletje kruipen! Het besluit vindt u helemaal op het einde van het Arrest. Er werd niet alleen brandhout gemaakt van de demarche van het ” Ninoofse Sanhedrin” in dezen, maar zelfs geen enkele spaander bleef heel van het geklungel en gestuntel van onze gedegradeerde “(on)gestelde lichamen”!
Dirk Van Herreweghe
Hoofdredacteur
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Xe KAMER AR R E S T nr. 251.252 van 9 juli 2021 in de zaak A. 232.691/X-17.874
In zake : Carine COPPENS
bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Pascal Lahousse kantoor houdend te 2800 Mechelen
Leopoldstraat 64 bij wie woonplaats wordt gekozen
tegen :
het OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK
WELZIJN VAN NINOVE
advocaat Tom De Sutter kantoor houdend te 9000 Gent
Koning Albertlaan 128 bij wie woonplaats wordt gekozen
Tussenkomende partij :
de STAD NINOVE
bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Tom De Sutter kantoor houdend te 9000 Gent
Koning Albertlaan 128 bij wie woonplaats wordt gekozen
————————————————————————————————–
I. Voorwerp van het beroep
1. Het beroep, ingesteld op 13 januari 2021, strekt tot de
nietigverklaring en de schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de
raad voor maatschappelijk welzijn van Ninove tot “herneming van de beslissing tot
de voortijdige beëindiging van artikel 6 van de beheersovereenkomst van
27 december 2017”.
Tevens vraagt verzoekster dat, naast de schorsing, ook nog
andere voorlopige maatregelen worden opgelegd, onder verbeurte van een
dwangsom.
II. Verloop van de rechtspleging
2. De verwerende partij heeft een nota ingediend.
Eerste auditeur Iris Verheven heeft een verslag opgesteld over het beroep tot nietigverklaring met toepassing van artikel 93, eerste lid, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor
de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, en over de vordering tot schorsing met toepassing van artikel 12 van het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State.
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 7 mei 2021.
Kamervoorzitter Johan Lust heeft verslag uitgebracht.
Advocaat Pascal Lahousse, die verschijnt voor verzoekster, en advocaat Tom De Sutter, die verschijnt voor de verwerende partij en de tussenkomende partij, zijn gehoord.
Eerste auditeur Iris Verheven heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
III. Feiten
3. Op 15 februari 2018 is in het Belgisch Staatsblad het decreet van 22 december 2017 ‘over het lokaal bestuur’ (hierna: het decreet lokaal bestuur) verschenen. Artikel 162, § 1, eerste lid, bepaalt dat er in elke gemeente een
algemeen directeur is die ten dienste staat van zowel de gemeente als het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) dat de gemeente bedient. Tot de overgangsbepalingen inzake de ambtelijke organisatie
van de gemeente en van het OCMW behoort onder meer artikel 581, dat in werking treedt op 25 februari 2018. Artikel 581, eerste lid, voorziet erin dat als het ambt van gemeentesecretaris en het ambt van secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient door dezelfde persoon worden uitgeoefend, die persoon van rechtswege aangesteld wordt als algemeen directeur bij de gemeente.
4. Verzoekster, die sinds 1 april 1988 secretaris is van het OCMW van de stad Ninove, oefent sinds 1 januari 2015 ook het ambt van stadssecretaris uit bij de stad, aan wie zij ter beschikking is gesteld. De stad en het OCMW
ondertekenden hieromtrent op 5 januari 2015 een beheersovereenkomst.
Nadat de stad en het OCMW op 26 oktober 2017, respectievelijk 6 december 2017 beslisten om de beheersovereenkomst te beëindigen met een opzeggingstermijn die loopt tot 30 april 2018, vraagt de gemeenteraad op 13 december 2017 om de overeenkomst te beëindigen op 1 januari 2018.
Op 27 december 2017 stemt de OCMW-raad ermee in dat vanaf 1 januari 2018 een einde komt aan de beheersovereenkomst en aan de terbeschikkingstelling van de OCMW-secretaris aan de stad.
De Raad van State vernietigt de OCMW-raadsbeslissing van 27 december 2017 bij arrest nr. 248.629 van 16 oktober 2020 omdat de beslissing niet berust op behoorlijk vastgestelde, draagkrachtige motieven.
Met de thans bestreden beslissing van 18 december 2020 doet de OCMW-raad zijn beslissing van 27 december 2017 over en herneemt hij de voortijdige beëindiging, met ingang van 1 januari 2018, van de beheersovereenkomst en van de terbeschikkingstelling van verzoekster aan de stad Ninove.
In de beslissing overweegt de verwerende partij onder ‘Rechtsherstel’, ‘Algemeen’: “Een vernietigingsarrest van de Raad van State werkt ex tunc, wat inhoudt dat de vernietigde beslissing moet worden geacht nooit te hebben bestaan.
De OCMW-raad van de stad Ninove is er niet toe verplicht, maar beschikt over de mogelijkheid om na de vernietiging van een beslissing door de Raad van State een nieuwe beslissing te nemen. Bij het nemen van de nieuwe beslissing is de OCMW-raad ertoe gehouden het gezag van gewijsde van het arrest te respecteren. De eerdere beslissing van
27 december 2017 kan worden hernomen. Bij het overdoen van de beslissing mag de OCMW-raad evenwel niet nogmaals de door de Raad van State vastgestelde onwettigheid begaan. De OCMW-raad kan bijgevolg
de vernietigde beslissing hernemen en daarmee voorzien in rechtsherstel, zij het dat het rechtsherstel niet bedoeld is ten aanzien van mevrouw Carine Coppens. Het rechtsherstel is bedoeld om de oorspronkelijk genomen beslissing van 27 december 2017 te laten herleven met herstel van de door de Raad van State vastgestelde gebreken.
De retroactiviteit van deze nieuwe beslissing is toelaatbaar gezien mevrouw Carine Coppens geen (andere) rechten worden ontnomen dan op het ogenblik van de beslissing van 27 december 2017. De draagwijdte van de
beslissing gaat niet verder dan de beslissing welke is vernietigd. Wel integendeel, mevrouw Carine Coppens wordt deels tegemoet gekomen.” Voorts wordt onder meer gemotiveerd dat de overwegingen van het arrest de ruimte laten “om een nieuwe beslissing te laten nemen door de OCMW-raad”, met dien verstande onder meer dat “de OCWM-raad moet erkennen dat de vroegtijdige beëindiging van de terbeschikkingstelling met ingang van 01 januari 2018 erop gericht is om de modaliteiten van de terbeschikkingstelling van mevrouw Carine Coppens te wijzigen en af te doen aan de waarborgen die zij ter zake aan de initieel gesloten beheersovereenkomst ontleent, meer bepaald wat de duur van de terbeschikkingstelling betreft”, en dat “de OCMW-raad […] de vraag van de gemeenteraad niet blindweg [mag] inwilligen zonder zich de motieven van de gemeenteraad eigen te maken of er zich over uit te spreken”.
Vervolgens verklaart de OCMW-raad onder meer zich “de uitgebreide, draagkrachtige en pertinente overwegingen van de gemeenteraad” uitdrukkelijk eigen te maken en zich daarmee uitdrukkelijk uit te spreken “over de ontevredenheid over en een negatieve appreciatie van de gedragingen van mevrouw Carine Coppens”. Hij noemt de beslissing om de terbeschikkingstelling op te heffen met ingang van 1 januari 2018 “proportioneel aan de onbetwiste vaststelling van een problematische samenwerking met het college van burgemeester en schepenen en het managementteam” en het beperken van de duurtijd van verzoeksters terbeschikkingstelling tot 1 januari 2018 in plaats van 30 april 2018 redelijkerwijze verantwoord”. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat verzoekster subjectieve rechten put uit de beheersovereenkomst met betrekking tot de minimale duur van de terbeschikkingstelling door het OCMW aan de stad als secretaris, stemt de OCMW-raad ermee in haar voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 april 2018 een toeslag te betalen, welke betaling neerkomt op de betaling van een opzeggingsvergoeding voor het vroegtijdig beëindigen van de terbeschikkingstelling als stadssecretaris. Bijgevolg zegt de OCMW-raad van mening te zijn “dat [h]ij wel degelijk op basis van voldoende draagkrachtige motieven tot de vroegtijdige beëindiging van de terbeschikkingstelling van mevrouw Carine Coppens als stadssecretaris is kunnen
komen met respect voor haar gebeurlijke subjectieve rechten”. In geen geval kan, nog volgens de bestreden beslissing,
artikel 581, eerste lid, van het decreet lokaal bestuur leiden tot een aanstelling van rechtswege van verzoekster als algemeen directeur aangezien de Raad van State niet is overgegaan tot de vernietiging van de beslissing van de gemeenteraad en de OCMW-raad van respectievelijk 23 oktober 2017 en 6 december 2017 waarbij tot de beëindiging van de beheersovereenkomst werd beslist: “Deze beëindiging van de beheersovereenkomst, inbegrepen de beëindiging van de terbeschikkingstelling van mevrouw Carine Coppens, OCMW-secretaris, aan de stad Ninove is juridisch definitief”. Het louter gegeven dat haar terbeschikkingstelling nog doorloopt tijdens de opzeggingstermijn houdt niet in dat zij aanspraak kan maken op de toepassing van artikel 581, eerste lid, van het decreet lokaal bestuur.
IV. Tussenkomst
5. Met een op 8 februari 2021 ter post aangetekend verzoekschrift vraagt de stad Ninove om in het geding te mogen tussenkomen. Het belang van de stad Ninove is bij de zaak betrokken. Er is grond om haar verzoek in te willigen.
V. Onderzoek van de vordering tot nietigverklaring
A. Vooraf
6. Volgens de verwerende partij leent de zaak zich niet tot een afhandeling met toepassing van de kortedebattenprocedure. De zaak is “allerminst weinig ingewikkeld of complex”. Ze mag niet worden berecht “zonder diepgaand of omstandig onderzoek” en “zonder alle waarborgen van een eerlijk proces”.
7. Dat een zaak meer dan “weinig” ingewikkeld of complex is, staat een toepassing van de kortedebattenprocedure niet ipso facto in de weg. Voorts zet de verwerende partij niet uiteen welke garanties van een eerlijk proces zij eventueel vreest niet te zullen genieten. Dat is overigens des te minder duidelijk nu de nota die zij na het auditoraatsverslag neerlegde als een laatste memorie wordt behandeld en nu de kamer die van de zaak kennis neemt, zitting houdt met drie leden.
B. Onderzoek van het eerste middel
Standpunt van de partijen
8. Verzoekster leidt een eerste middel af uit de “schending van art. 581, eerste lid, van het Decreet Lokaal Bestuur, het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het beginsel van niet-retroactiviteit van administratieve
rechtshandelingen als algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder de verworven rechten en legitieme verwachtingen die in hoofde van verzoekster zijn gecreëerd”. Verzoekster licht toe dat zij ten gevolge van het arrest van de Raad van State nr. 248.629 van 16 oktober 2020 geacht moet worden zowel secretaris van het OCMW en van de stad Ninove te zijn vanaf 1 januari 2018, en bijgevolg algemeen directeur van rechtswege van de stad en het OCMW vanaf 25 februari 2018. De bestreden beslissing doet met terugwerkende kracht de grondslag van deze aanstelling van rechtswege verdwijnen uit het rechtsverkeer. Nochtans mag geen afbreuk worden gedaan aan de verworven rechten en legitieme verwachtingen die verzoekster put uit de uitspraak van de Raad van State, en laat
het verbod van terugwerkende kracht van administratieve rechtshandelingen het bestuur niet toe om verzoekster met terugwerkende kracht het recht van aanstelling van rechtswege in het ambt van algemeen directeur van de stad Ninove, op grond van artikel 581, eerste lid, van het decreet lokaal bestuur, te ontnemen. De terugwerkende kracht, aldus nog verzoekster, is geenszins noodzakelijk voor de goede werking van het bestuur, maar moet het onwettig handelen van het bestuur bij het nemen van de beslissing van 27 december 2017 tot voortijdige beëindiging
van artikel 6 van de beheersovereenkomst tussen de stad en het OCMW toedekken.
9. Onder verwijzing naar de motivering van de bestreden beslissing repliceren de verwerende partij en de tussenkomende partij dat er geen sprake is van een schending van het verbod van retroactiviteit. De retroactieve toepassing van de bestreden beslissing is gerechtvaardigd en “gaat niet verder dan deze van de beslissing waarvan in een rechtsherstel kan worden voorzien”. Ingeval er al sprake zou zijn van een onrechtmatige wijziging met een rechtspositionele weerslag op de verzoekster gaat het, volgens de verwerende partij en de tussenkomende partij, om “de toepassing van artikel 581, eerste lid Decreet Lokaal Bestuur op een situatie waarin dit niet mogelijk is”. Ter
zake zou de volgende prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof gesteld moeten worden:
“Schendt artikel 581, eerste lid, Decreet Lokaal Bestuur de artikelen 10 en 11, van de Grondwet, al dan niet samengelezen met artikelen 162, tweede lid, 2° (gemeentelijke autonomie) en 190, Grondwet (bindend karakter
wetgevende normen na de bekendmaking) in de interpretatie dat deze bepaling inzake de aanstelling van rechtswege van een algemeen directeur ook van toepassing moet worden geacht in het geval de terbeschikkingstelling van een titularis van het ambt van OCMW-secretaris als gemeentesecretaris reeds is beëindigd voorafgaand aan de goedkeuring in het Vlaams Parlement (21 december 2017), de bekrachtiging en afkondiging door de Vlaamse Regering (22 december 2017), de publicatie in het Belgisch Staatsblad (15 februari 2018) en de inwerkingtreding van artikel 581, eerste lid, Decreet Lokaal Bestuur (25 februari 2018)?”
10. In een na het auditoraatsverslag neergelegde nota voegt de verwerende partij daar nog aan toe dat het vernietigingsarrest van de Raad van State haar niet verplicht tot bijkomend rechtsherstel, maar haar ontegensprekelijk
toelaat de vastgestelde onwettigheid te remediëren en “in die zin rechtsherstel te verlenen”. De verwerende partij is overgegaan tot een rechtsherstel “dat bestaat in de regularisatie van een feitelijke en rechtstoestand met eerbiediging van de rechtszekerheid en zonder dat afbreuk wordt gedaan aan verkregen rechten”. Zij heeft zich daarbij “gehouden aan de op haar rustende verplichting om ook maar iets [lees: niets] te doen dat onverenigbaar is met het vernietigingsarrest”. Het in het vernietigingsarrest vastgestelde formeel gebrek verhindert de verwerende partij
niet om de besluitvorming te hernemen na remediëring van het vormgebrek. Zij is gerechtigd de onregelmatigheid te herstellen.
De verkregen rechten van alle betrokken personen worden maximaal gerespecteerd, zo meent de verwerende partij nog, “zowel op de oorspronkelijke datum van 27 december 2017 als de nieuwe datum van 18 december 2020”. De bestreden beslissing werkt terug tot de oorspronkelijke datum van 27 december 2017. Op dat ogenblik bestaan er in hoofde van verzoekster geen verworven rechten of gewekte verwachtingen en is er geen enkele rechtsgrond voor enige aanstelling van rechtswege van verzoekster als algemeen directeur. De verwerende partij mag opnieuw uitspraak doen over het verzoek van de tussenkomende partij om de terbeschikkingstelling vervroegd met ingang van 1 januari 2018 te beëindigen. De regelgeving toepasselijk inzake de (voortijdige) opzegging van de beheersovereenkomst is op 18 december 2020 niet gewijzigd ten opzichte van 27 december 2017. De verwerende partij kan er niet toe worden
verplicht te handelen alsof er nooit een vertrouwensbreuk is ontstaan en de opzeggingsperiode van zes maanden (fictief) volledig is uitgevoerd. Overigens heeft zij, aanvullend, uitdrukkelijk rekening gehouden met de actuele gegevens op datum van 18 december 2020.
Ten slotte benadrukt de verwerende partij de relevantie van de voorgestelde prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof: de vraag is niet zonder feitelijke grondslag en is juridisch meer dan pertinent. Ze moet dan ook gesteld worden, zo niet wordt “[e]lke betekenis [ontnomen] aan de (oorspronkelijk) bestreden beslissing (met of zonder volledige opzeggingstermijn)”.
Beoordeling
11. Terecht schrijft de verwerende partij in de bestreden beslissing dat een vernietigingsarrest van de Raad van State ex tunc werkt, “wat inhoudt dat de vernietigde beslissing moet worden geacht nooit te hebben bestaan”.
In voorliggend geval volgt hieruit dat er, vanwege het arrest van de Raad van State nr. 248.629 van 16 oktober 2020, in rechte moet worden van uitgegaan dat de terbeschikkingstelling van verzoekster als stadssecretaris is blijven doorlopen tot 30 april 2018 en dat zij bijgevolg op 25 februari 2018 te Ninove zowel het ambt van secretaris van het OCMW als dat van stadssecretaris uitoefende.
Dit betekent, gelet op artikel 581, eerste lid, van het decreet lokaal bestuur, dat zij vanaf die dag van rechtswege algemeen directeur is.
12. De verwerende partij doet daar met de bestreden beslissing van 18 december 2020 afbreuk aan onder het mom, eensdeels, dat zij in rechtsherstel mag voorzien door de vernietigde OCMW-raadsbeslissing over te doen op voorwaarde dat zij daarbij niet nogmaals de onwettigheden begaat die de Raad van
State vaststelde en, anderdeels, dat een retroactieve werking van de nieuwe beslissing toelaatbaar is als verzoekster “geen (andere) rechten word[t] ontnomen” dan zij genoot op het ogenblik van de vernietigde beslissing van 27 december 2017.
13. Wat de verwerende partij “rechtsherstel” noemt, is niet het doen eindigen van een onrechtmatige toestand, maar het ondernemen van een nieuwe poging om een beslissing tot stand te brengen zoals haar eerdere beslissing van
27 december 2017, dit keer evenwel zonder de onwettigheid waarmee de beslissing van 27 december 2017 behept was en die tot de nietigverklaring ervan door de Raad van State leidde. Bij het ondernemen van die nieuwe poging is de verwerende partij ertoe gehouden toepassing te maken van het recht dat op dat ogenblik geldt en rekening te houden met de feitelijke omstandigheden zoals ze zich voordoen op het moment dat zij haar nieuwe beslissing neemt. Weliswaar brengt het vernietigingsarrest de zaken opnieuw in de toestand zoals ze vóór het nemen van de vernietigde beslissing waren, maar de ex tunc-werking van een vernietigingsarrest reikt niet zover dat aangenomen moet worden dat de tijd sindsdien is blijven stilstaan. Dit houdt concreet in dat de verwerende partij bij het nemen van de bestreden beslissing niet eraan voorbij mocht gaan dat, gelet op het meer vermelde vernietigingsarrest van de Raad van State en op artikel 581, eerste lid, van het decreet lokaal bestuur, verzoekster van rechtswege algemeen directeur is.
14. Ten onrechte argumenteert de verwerende partij in de bestreden beslissing dat het toelaatbaar was om dat wel te doen, en om aan haar nieuwe beslissing van 18 december 2020 terugwerkende kracht te geven tot 1 januari 2018
omdat daarmee “geen (andere) rechten worden ontnomen” dan verzoekster had op het ogenblik van de vernietigde beslissing van 27 december 2017. Als reeds gezegd, dient op 18 december 2020 rekening te worden gehouden met de nieuwe omstandigheden sinds de vernietigde beslissing (tempus regit actum). Tot die nieuwe omstandigheden behoort de omstandigheid dat door het vernietigingsarrest nr. 248.629 van 16 oktober 2020 in het rechtsverkeer moet
worden gehandeld alsof de OCMW-raadsbeslissing van 27 december 2017 nooit genomen is en verzoekster dus op 25 februari 2018 nog zowel het ambt van secretaris van het OCMW als van stadssecretaris uitoefende, met het gevolg dat
artikel 581, eerste lid, van het decreet lokaal bestuur daar aan verbindt. De verwerende partij heeft zich daar bij het nemen van de bestreden beslissing niet aan gehouden en is, anders dan zij beweert, wel degelijk in gebreke gebleven om niets te doen wat onverenigbaar is met het vernietigingsarrest.
15. “Ten overvloede” doet de verwerende partij in de bestreden beslissing gelden dat hoe dan ook, naar haar oordeel, verzoekster op 28 (lees: 25) februari 2018 niet kan worden beschouwd als de titularis die de functies van secretaris van de stad en secretaris van het OCMW uitoefent: “De OCMW-raad plaatst zich overigens op het standpunt dat artikel 581, eerste lid, Decreet Lokaal Bestuur in geen geval kan leiden tot een aanstelling van rechtswege van mevrouw Carine Coppens als algemeen directeur gezien de Raad van State niet is overgegaan tot vernietiging van de beslissingen van de gemeenteraad en OCMW-raad van de stad Ninove van respectievelijk 23 oktober 2017 en 06 december 2017 waarbij eerder is beslist tot beëindiging van de beheersovereenkomst. Deze beëindiging van
de beheersovereenkomst, inbegrepen de beëindiging van de terbeschikkingstelling van mevrouw Carine Coppens, OCMW-secretaris, aan de stad Ninove, is juridisch definitief.” Eventueel moet volgens de verwerende partij en de
tussenkomende partij ter zake de sub 9 geciteerde prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof gesteld worden.
16. De bedoelde gemeenteraads- en OCMW-raadsbeslissing van 23 oktober 2017 en 6 december 2017 voorzagen in een beëindiging van de beheersovereenkomst en van verzoeksters terbeschikkingstelling per 30 april 2018.
Ze beletten dus geenszins dat wordt vastgesteld dat verzoekster op 25 februari 2018 (nog) zowel het ambt van OCMW-secretaris als dat van stadssecretaris uitoefent. Voorts kan de Raad van State er niet onderuit vast te stellen dat
de decreetgever het niet nodig of wenselijk heeft geoordeeld om de toepassing van artikel 581, eerste lid, van het decreet lokaal bestuur uit te sluiten in een geval als het voorliggende. De verwerende partij en de tussenkomende partij mogen dat betreuren, maar het is niet anders.
17. De voorgestelde prejudiciële vraag mist feitelijke grondslag doordat ze er onterecht van uitgaat dat verzoeksters terbeschikkingstelling reeds vóór 30 april 2018 beëindigd is. In tegenstelling tot wat de verwerende partij in de bestreden beslissing schrijft, doet die zienswijze niet af aan de “juridische waarde” van de gemeenteraadsbeslissing van 23 oktober 2017 en de OCMW-raadsbeslissing van 6 december 2017. Ook het argument dat door de hiervoor aangekleefde interpretatie van artikel 581, eerste lid, van het decreet lokaal bestuur “[e]lke betekenis aan de (oorspronkelijk) bestreden beslissing” ontnomen wordt, kan er niet van overtuigen de voorgestelde prejudiciële vraag te stellen. Aan de OCMWraadsbeslissing van 27 december 2017 komt sowieso geen enkele betekenis toe sinds ze bij arrest nr. 248.629 van 16 oktober 2020 retroactief vernietigd is geworden. De prejudiciële vraag wordt niet gesteld
18. Het middel is gegrond.
VI. Onderzoek van de vordering tot schorsing en tot oplegging van andere voorlopige maatregelen
19. De hierna uit te spreken vernietiging van de bestreden beslissing brengt de verwerping mee, bij gebrek aan voorwerp, respectievelijk belang, van de vordering tot schorsing en de vordering tot het opleggen van de andere gevorderde voorlopige maatregelen.
BESLISSING
1. Het verzoek van de stad Ninove tot tussenkomst wordt ingewilligd.
2. De Raad van State vernietigt de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van Ninove van 18 december 2020 tot “herneming van de beslissing tot de voortijdige beëindiging van artikel 6 van de beheersovereenkomst van 27 december 2017”.
3. De Raad van State verwerpt de vordering tot schorsing en tot het opleggen van nog andere voorlopige maatregelen, onder verbeurte van een dwangsom.
4. De verwerende partij wordt verwezen in de kosten van de vordering tot schorsing, begroot op het rolrecht van 200 euro, een bijdrage van 20 euro, en een rechtsplegingsvergoeding van 700 euro ten behoeve van verzoekster.
De kosten van de tussenkomst, begroot op 150 euro zijn ten laste van de tussenkomende partij.
Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van negen juli tweeduizend eenentwintig, door de Raad van State, Xe kamer.